|
Wilgenroosje
Epilobium angustifolium
Bloemen 2 cm. breed, in
overdaad in een lange tros. Kroonblaadjes rood, omgekeerd-eirond. Kelkblaadjes
donkerrood, lancetvormig, harig. Acht meeldraden. Onderontwikkelde, lange en
zachtharige stamper. Bladeren tegenoverstaand, lancetvormig, gaafrandig of zwak
getand, haarloos, 4 – 12 cm. lang en 1 – 2 cm. breed. Hoogte: 30 – 70
cm. Habitat: Een algemene exoot in dorpen en steden, die dichtbegroeide
standplaatsen vormt middels z’n kruipende wortelstokken. Inheems op klifranden
en in bosgebied, laatbloeiend. Wordt soms aangetroffen op arme grond van nogal
droge op het zuiden geëxponeerde hellingen, waar ze dwergachtige, 10 – 20 cm.
hoge, bladrijke, niet bloeiende scheuten vormt. Na overplanten naar vruchtbare
bodem bloeit ze wel. Tamelijk zeldzaam. Lijkt op: Gemakkelijk te
onderscheiden aan de lange bloemstelsels met grote 4-tallige bloemen. Bloeitijd:
Juli – augustus. IJslands: Sigurskúfur. (Teunisbloemfamilie).
|
|