|
Moerasspirea
Filipendula ulmaria
Tamelijk rijzig kruid. Bloemen in overdaad in tuilachtige groepjes, 5-tallig, 6 – 8 mm.
breed, roomkleurig tot gelig wit. Kroonblaadjes met een smalle nagel en geronde
uiteinden, langer dan de spitse, harige kelkblaadjes. Een groot aantal
meeldraden. Verscheidene stampers in het midden van de bloem, 1-stijlig met een
dikke stempel. Bladeren oneven-geveerd, met piepkleine lobben tussen de
blaadjes, gesteeld, met steunblaadjes bij de bladrozet. Blaadjes gezaagd,
donkergroen en glimmend van boven, lichtgroen en donsharig van onderen, het
eindstandige blaadje drielobbig. Hoogte: 30 – 70 cm. Habitat: Grazig,
matig vochtig moerheidelandschap, weiden, holtes en bosgebied. Algemeen
in sommige gewesten. Lijkt op: Geen. Bloeitijd: Juli. IJslands:
Mjađjurt. (Rozenfamilie). – De Moerasspirea heeft een voorkeur
voor beschutte plaatsen en wordt in het wild alleen aangetroffen in de warmere
gewesten. Wordt ook gecultiveerd in tuinen. De Moerasspirea is een tamelijk
grote en sterke plant, die uitbundig bloeit bij een niet te sterke begrazing;
wordt bij een sterke begrazing slechts met kleine blaadjes in een grasveld
waargenomen (zonder te bloeien).
|
|