|
Oeverkruid
Littorella uniflora
Bladeren gezet in dichte grondbosjes, lijnvormig, ovaal in doorsnede, 5 – 10 cm.
lang en 1 – 2 mm. breed; vormen soms korte gekromde wortelende uitlopers.
Bloemen eenslachtig, eenhuizig. Mannelijke bloemen staan (wijduit??) aan lange
steeltjes, 4-tallig. Kroonblaadjes groen of roodgestreept met een
vliezige bladrand, spits, 4 – 5 mm. lang. Kelkblaadjes langer, spits,
met vliezige bladrand. Meeldraden van mannelijke bloemen 1 – 2 cm. lang, ver
uit de bloem stekend. Helmknopjes groot, 2 – 3 mm. lang. Vrouwelijke bloemen
zittend in de oksels van de schutblaadjes aan de voet van de mannelijke
bloemen. Eén 1-stijlige stamper. Vrucht is een 2 2,5 cm. lange eenzadige noot. Hoogte:
5 – 10 cm. Habitat: Plassen, meerbeddingen en meerinlaten; Oeverkruid
vormt soms een egale heldergroene bedekking op meerbodems. Wijdverspreid in het
zuidwesten, elders zeldzaam. Lijkt op: Kleine en Grote biesvaren.
Bloeitijd: Juli. IJslands: Tjarnalaukur
(Weegbreefamilie).
|
|