|
Heermoes
Equisetum arvense
Stengels vergroeid, (cirkel-)rond, gegroefd, met 10 – 12 vergroeide takjes in kransen. Elke okselknoop met
een scherpgetande schede; 10 – 12 tandjes aan de stengel, zwart. Takjes scherp
driekantig met drie groene tandjes aan iedere okselknoop; het onderste
internodium van de meeste is langer dan de stengelschede, de onderste taakjes
vaak uitgezonderd. Sporendoosjes verschijnen vaak vroeg in de lente aan
lichtbruine onvertakte stengels met zwarte schedes. De vruchtbare scheuten
verdorren weer nadat de sporen zijn uitgestrooid. Hoogte: 20 – 40 cm.;
ook kruipende variëteiten zijn in IJsland algemeen. Habitat: Tuinen,
braakliggend terrein, wegbermen, heideveld en ondergroei in bosgebied.
Zeer algemeen. Lijkt op: Bospaardenstaart en
Weidepaardenstaart:
Heermoes heeft grovere meer rechtopstaande stengels dan de
Weidepaardenstaart. De relatie tussen het onderste internodium van het takje en
de aangrenzende stengelschede is ook een onderscheidend kenmerk als het ………
deel van de stengel wordt onderzocht. Lidrus: Heermoes onderscheidt zich
met een groter aantal driekantige takjes. IJslands: Klóelfting
(Paardenstaartenfamilie).
|
|