|
Richardson’s zwenkgras
Festuca richardsonii
Smalle pluim, 3 – 8 cm. lang, doorgaans grijs tot grijsachtig groen. Aartjes groot, 8
– 12 mm. lang, 5- tot 8-bloemig, harig. Kelkkafjes 3 – 6 mm. lang, spits.
Bovenste kroonkafje harig, 5-nervig, toegespitst. Kruipende uitlopers met
lange, tengere (0,5 - 1 mm.), vaak ingerolde, blauwachtig groene bladeren. Hoogte: 20
– 60 cm. Habitat: Zandwoestenijen, kiezelzandige bodem, gecultiveerde
woonerven, heideveld, vogelbroedplaatsen en vochtige weiden. Zeer
algemeen. Lijkt op: Gekenmerkt door veelbloemige aartjes, harig,
spitse kroonkafjes. De bladeren lijken op die van het Broedzwenkgras
en Bochtige smele; met de uitlopers verschillend van de
eerstgenoemde en met de meer blauwachtig groene, ingerolde, bladeren van de
laatstgenoemde soort. Bloeitijd: Juni – juli. IJslands:
Túnvingull (Grassenfamilie). – A. Rood zwenkgras, Festuca rubra, is verwant aan het
Richardson’s zwenkgras en wordt vaak als dezelfde soort beschouwd. Rood
zwenkgras is ingevoerd en wijdverspreid, heeft vele jaren op gecultiveerde
woonerven gegroeid en is langs recent aangelegde wegen gezaaid voor herwinning
van geërodeerd land. De halmen zijn langer dan het inheemse zwenkgras en
roodachtig; de pluim knikt ietsje meer en de aartjes zijn minder harig dan het
inheemse zwenkgras of glad. IJslands: Rauđvingull. B. Beemdlangbloem, Festuca pratensis, is
een zeer zeldzame exoot, nu en dan gecultiveerd op woonerven, mogelijk inheems
in het Mýrdalur. De pluim is lang, ietsje knikkend, met 10 – 18 mm. lange, 8-
tot 13-bloemige aartjes. Kelkkafjes zeer kort, glad; bovenste kroonkafje
grijsachtig groen met vliezige bladrand en een versleten punt. Bladeren
afgeplat, 3 – 6 mm. breed. IJslands: Hávingull.
|
|