Dwergzegge

Carex serotina

Kleine zegge met twee of drie eironde tot bijna bolronde groene vrouwelijke aren die dicht opeen staan, in ieder geval de twee bovenste. Eén eindstandige mannelijke aar. Kafjes licht gelig groen of gelig bruin, vaak heldergroen rond de middelnerf, spits. Urntje groen of gelig groen, 2 – 2,5 mm. lang, duidelijk geaderd, met een zeer lange snavel. Drie stempels. Lang schutblaadje onder de aren, naar buiten staand of naar beneden gebogen. Dikke bladscheuten; bladeren 1,5 – 3 mm. breed, vaak afgeplat. Halmen driekantig. Hoogte: 5 – 18 cm. Habitat: Natte draslandachtige bodems rond meren of gedraineerde vijvers; draslanden en warme bronnen. Lijkt op: Lage zegge (zie onder) en Gele zegge (zie onder). Bloeitijd: Juni – juli. IJslands: Gullstör (Cypergrassenfamilie) – Dwergzegge is zeer variabel en is onderverdeeld in verscheidene nauw verwante soorten. Het is niet exact bekend of deze soorten in IJsland voorkomen. – A: Lage zegge,Carex demissa, is één van deze soorten. Ze heeft een groter (2,5 – 4 mm.) en donkerder groen urntje dan de Dwergzegge en de halmen zijn doorgaans veel langer dan de grondbladeren. Verbreiding in IJsland onbekend. IJslands: Grćnstör. - B: Gele zegge, Carex flava, is veel rijziger en heeft langere aren; de snavel van het urntje is langer en doorgaans gebogen. Zeer zeldzaam in het noorden. IJslands: Trjónustör.